Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing dat niet is komen vast te staan dat X in 1986 eigenaar is geworden van de waterpercelen onder de dammen voor zover het gaat om het deel dat in 2003 eigendom is geworden van het hoogheemraadshap. Conclusie is dat de aanslag precariobelasting terecht is opgelegd, omdat de dammen van X zich voor tenminste een deel bevinden op de grond van het hoogheemraadschap. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X is eigenaar van twee dammen die gefundeerd zijn met heipalen in de ondergrond, zijnde de bodem van een watergang. De dammen verbinden het erf van X met de openbare weg. De dammen zijn voorzien van duikers waar het water doorheen kan stromen. Het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard heeft in 2003 van een gemeente het perceel gekocht dat grenst aan percelen van X en waarop de openbare weg is gelegen. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat het hoogheemraadschap terecht een aanslag precariobelasting heeft opgelegd aan X voor het hebben van dammen op of over grond in eigendom van het schap. De Hoge Raad oordeelt dat Hof 's-Gravenhage ten onrechte geen acht heeft geslagen op een brief die X een kleine twee weken voor de nadere zitting heeft verstuurd, waarin hij aangeeft dat niet het hoogheemraadschap, maar hijzelf eigenaar is van de waterpercelen onder de dammen (HR 4 januari 2013, nr. 12/00711, V-N 2013/3.7). Verwijzing moet volgen voor nader onderzoek naar de vraag of X eigenaar is geworden van de grond onder de dammen, voorafgaand aan de transactie tussen de gemeente en het hoogheemraadschap. Bij een bevestigend antwoord komt de aanslag precariobelasting te vervallen.

Hof Amsterdam (MK I, 31 oktober 2013, 13/00031, V-N Vandaag 2013/2690) oordeelt na verwijzing dat niet is komen vast te staan dat X in 1986 eigenaar is geworden van de waterpercelen onder de dammen voor zover het gaat om het deel dat in 2003 eigendom is geworden van het hoogheemraadshap. Conclusie is dat de aanslag precariobelasting terecht is opgelegd, omdat de dammen van X zich voor tenminste een deel bevinden op de grond van het hoogheemraadschap. Het hof verwerpt een stelling van X die niet strookt met de verwijzingsopdracht die de Hoge Raad gegeven heeft. Als duidelijk wordt dat hij al in 1986 eigenaar is geworden van de dammen, zou volgens X buiten discussie staan dat deze aankoop zowel boven- als ondergrond omvat. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 114

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen