Belanghebbende, X, financierde de opleiding van haar thuiswonende zoon. De zoon, die in 1990 is geboren, volgt vanaf september 2008 tot 1 juni 2010 een Vwo-opleiding aan een particulier opleidingsinstituut. En daarna start hij op 1 september 2010 met de universitaire opleiding International Business. X heeft in de jaren 2009 en 2010 voor de zoon geen recht op kinderbijslag. De zoon dient voor zijn Vwo-opleiding geen aanvraag in voor een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). De zoon heeft in 2010 in het kader van de studiefinanciering enkel de beschikking over het studentenreisproduct. X betaalt voor de particuliere opleiding in 2009 in totaal € 11.302 en in 2010 € 2.540. In geschil is of X recht heeft op aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen en zo ja, tot welk bedrag.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat X niet aannemelijk maakt dat haar zoon in de onderhavige periode geen recht heeft op een WTOS-tegemoetkoming. De wettelijke regeling van de WTOS staat in het onderhavige geval aan de toekenning van de zogenaamde basistoelage niet in de weg. Dat er geen aanvraag is ingediend, komt voor rekening en risico van X. X heeft in zoverre geen recht op aftrek. Gelet op de Wet IB 2001 en de Uitv.reg. IB 2001 heeft X enkel recht op aftrek van het forfaitaire bedrag voor het derde en vierde kwartaal van 2010. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.14
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 36
Wet inkomstenbelasting 2001 6.15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 3 januari