X exploiteert een reis- en adviesbureau. In 2017 worden in het pand van X vijf speelautomaten aangetroffen, waarmee overtredingen van de Wet op de kansspelen zijn gepleegd. Naar aanleiding van het verslag van de Kansspelautoriteit, legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen 2015 en 2016 op aan X. X is het hier niet mee eens. Hij is van mening dat onvoldoende rekening is gehouden met de door hem gemaakte kosten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het aannemelijk is dat X gelegenheid heeft geboden tot het afsluiten van weddenschappen op sportwedstrijden en daar inkomsten uit heeft genoten. X heeft dan niet de vereiste aangiften gedaan, zodat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Over de aftrek van de kosten merkt de rechtbank op dat de inspecteur een conservatieve schatting heeft gedaan. Zo heeft hij slechts rekening gehouden met de opbrengst van drie speelautomaten, terwijl er vijf aanwezig waren. Verder is zijn berekening gestoeld op het gebruik van die drie speelautomaten gedurende een gedeelte van het jaar in plaats van gedurende het gehele jaar. Nu het de inspecteur bij de schatting van het inkomen heeft ontbroken aan elke vorm van concrete aanknopingspunten over de hoogte van de kosten, ligt het op de weg van X om zelf hiervan opgaaf te doen. X heeft dat niet gedaan, zodat de inspecteur, gezien de omstandigheden, geen kosten in aftrek hoeft toe te laten. De aanslagen blijven in stand.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 14 maart