Rechtbank 's-Gravenhage overweegt dat de inspecteur de stakingswinst terecht heeft verhoogd met de boekwinst van de bovenverdieping van het pand.

Belanghebbende, X, en haar echtgenoot  woonden van 1 november 1975 tot 1 april 1980 op de bovenverdieping van een pand. Deze verdieping had een eigen ingang en beschikte over eigen sanitaire voorzieningen, een keuken en eigen water- en elektriciteitsaansluitingen. Vanaf november 1975 is de echtgenoot op de benedenverdieping van het pand een drogisterij gaan exploiteren. X en haar echtgenoot  hebben in het jaar 1990 het pand in eigendom verkregen. Het pand was juridisch niet gesplitst. De echtgenoot heeft zowel de boven- als de benedenverdieping vanaf de aankoop als ondernemingsvermogen aangemerkt. De bovenverdieping is vanaf 1 april 1991 verhuurd. De huuropbrengsten zijn als bedrijfsopbrengsten verantwoord. De hypothecaire lening waarmee de aankoop werd gefinancierd is eveneens tot het ondernemingsvermogen gerekend. Op 12 december 1997 zijn X en haar echtgenoot een vof aangegaan. Het hele pand is hierbij ingebracht. X en haar echtgenoot hebben de onderneming in het jaar 2008 gestaakt maar hebben geen stakingswinst aangegeven betreffende de overbrenging van de bovenverdieping naar privé. De inspecteur verhoogt de stakingswinst met de boekwinst daarvan. X komt in beroep en stelt dat de bovenverdieping vanaf de aankoop tot het verplicht privévermogen had moeten worden gerekend.

Rechtbank 's-Gravenhage overweegt dat de bovenverdieping bij de aankoop leeg stond en dus niet voorzag in de woonbehoefte van X en haar echtgenoot en ook niet voor de onderneming werd gebruikt. Bij de aankoop was daarom sprake van keuzevermogen. Het stond X en haar echtgenoot vrij de bovenverdieping tot hun privévermogen of tot hun ondernemingsvermogen te rekenen. Uit de vaststaande feiten blijkt dat zij er voor gekozen hebben de bovenverdieping steeds tot het ondernemings¬vermogen te rekenen. Met het als verplicht privévermogen aanmerken van de bovenverdieping zouden de grenzen der redelijkheid worden overschreden. Het is niet aannemelijk dat de inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 13 september

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen