Belanghebbende, de heer X, krijgt eind 2009 een schenking van zijn ouders. De ouders zijn certificaathouders en bestuurders van Stichting J. Deze stichting houdt 100% van de aandelen in K bv. Deze bv bezit (middellijk) 350 onroerende zaken, veelal verhuurde winkelpanden. Het vastgoed is opgebouwd in ongeveer 20 jaar en is voor een groot deel gefinancierd met vreemd vermogen Het geplaatste kapitaal van K bv bestaat uit 50 aandelen. De schenking aan X bestaat één honderdste deel van één certificaat. In de aangifte is de schenking gewaardeerd op € 20.000. Dit is gebaseerd op een totale waarde van K bv van € 100.000.000. Volgens de inspecteur is de waarde van K bv echter € 178.811.000, waardoor de schenking € 35.762 is. Bij de aanslagregeling gaat de inspecteur er vanuit dat 90% van K bv bestaat uit beleggingsvermogen. € 6.706 is aangemerkt als voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde. Het verschuldigde recht van schenking over het restant (€ 35.762 -/- € 6.706 ) is € 1.276. In geschil is voor welk deel van de waarde recht bestaat op toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Rechtbank Gelderland verlaagt de aanslag tot € 777. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat K bv een rendement behaalt dat het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaat. Niet alleen het directe rendement (huuropbrengsten), maar ook het indirecte rendement (waardestijging) moet worden meegerekend. Een rendement van 30% (standpunt X) of 20% (standpunt inspecteur) gaat het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven. Ook de verrichte arbeid is qua aard en omvang meer dan wat bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is. Naast de eigen werknemers van K bv moet namelijk ook rekening worden gehouden met het werk van externe deskundigen die op projectbasis worden ingehuurd. Het beroep van X is gegrond. De aanslag wordt vernietigd.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 5 juni