Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat overschrijding van de vijfjaarstermijn bij het verzoek tot ambtshalve vermindering verschoonbaar is. De inspecteur heeft de IB-aangifte 2014 gecorrigeerd, maar X toen niet op de hoogte gesteld van de reden van de correctie.

X geeft jarenlang zijn eigen AOW-uitkering en die van zijn vrouw aan in zijn aangiften IB/PVV. In 2021 herziet de inspecteur de IB-aangifte 2016 van X, omdat hij de AOW-uitkering dubbel heeft aangegeven. X dient daarop een verzoek om ambtshalve vermindering in voor de jaren 2010 tot en met 2015. De inspecteur wijst dit verzoek af wegens termijnoverschrijding.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat overschrijding van de vijfjaarstermijn verschoonbaar is in de zin van art. 6:11 Awb. De rechtbank wijst daarbij op de arresten van de Hoge Raad van 29 november 2019, nr. 19/02386 (V-N 2019/58.13) en 18 juni 2010, nr. 09/00370 (V-N 2010/28.6). Volgens de rechtbank volgt uit die arresten dat aan art. 6:11 Awb moet worden getoetst of sprake is van verschoonbaarheid en dat de Belastingdienst onrechtmatig kan handelen door een IB-aangifte met een dubbele AOW-uitkering erin klakkeloos te volgen. Daar is in dit geval sprake van. Verder is van belang dat de inspecteur de IB-aangifte 2014 heeft gecorrigeerd, maar X niet op de hoogte heeft gesteld van de reden van de correctie. De rechtbank concludeert aan de hand van het voorgaande dat het te laat indienen van het verzoek om ambtshalve vermindering is veroorzaakt doordat X pas in 2021 op de hoogte is geraakt van de fout. De rechtbank vermindert de IB-aanslagen 2010 - 2015.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 45aa

Wet inkomstenbelasting 2001 9.6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 2 november

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen