X is eigenaar van een woning. In 2016 breidt X de woning uit met een aanbouw, die hij als gastenverblijf verhuurt aan derden via Airbnb. In 2018 ontvangt X € 2647 aan huurinkomsten. Ter zake van de verhuur maakt X € 774 aan kosten. In de aanslag IB/PVV 2018 neemt de inspecteur inkomsten uit tijdelijke verhuur van de eigen woning in aanmerking en weigert hij aftrek van de door X opgevoerde scholingskosten.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het gastenverblijf behoort tot de eigen woning en dat het X anders dan tijdelijk ter beschikking staat. Het gastenverblijf wordt ook tijdelijk ter beschikking gesteld aan derden, omdat telkens vaststaat dat het op korte termijn weer ter beschikking van X zal komen. Een daadwerkelijk gebruik of functioneren als hoofdgebruik vereist de wet niet. De tijdelijke-verhuurregeling is van toepassing. De inkomsten uit het ter beschikking stellen van het gastenverblijf zijn dus terecht op grond van art. 3.113 Wet IB 2001 meegenomen in de aanslag. De aftrek scholingsuitgaven is terecht door de inspecteur geweigerd, omdat X niet is geslaagd in de op hem rustende bewijslast. Op basis van het zorgvuldigheidsbeginsel en vanwege de schending van het hoorrecht van X, wordt de uitspraak op bezwaar vernietigd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.27
Wet inkomstenbelasting 2001 3.113
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.110
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 17 april