Rechtbank Noord-Nederland beslist dat X, die hulpbehoevend is, niet de toekomstige bijdragen AWBZ/WLZ voor verblijf in een instelling als een box 3-schuld in aanmerking kan nemen.

Belanghebbende, X, is als gevolg van een ongeval hulpbehoevend geworden. X ontvangt een groot bedrag aan schadevergoeding. Dit behoort tot haar box 3-vermogen en X betaalt daar belasting over. X komt in beroep tegen de aanslag ib/pvv 2014. In geschil is of de vermogensrendementsheffing van box 3 in dit geval aangemerkt dient te worden als een individuele en buitensporige last. In de tweede plaats is in geschil of de contante waarde van de toekomstige eigen bijdrage AWBZ/WLZ voor verblijf in instelling aangemerkt kan worden als een box 3-schuld.

Volgens Rechtbank Noord-Nederland heeft X niet aannemelijk gemaakt dat zich bij haar bijzondere feiten en omstandigheden voordoen waardoor de vermogensrendementsheffing voor haar, in vergelijking met andere belastingplichtigen, een individuele en buitensporige last vormt. De omstandigheid dat het vermogen van X door haar bewindvoerders defensief wordt belegd is niet zo'n bijzondere omstandigheid. De eigen bijdragen AWBZ/WLZ zijn volgens de rechtbank geen verplichtingen met waarde in het economisch verkeer. Het betreft mogelijke toekomstige schulden, waarvan op de peildatum onzeker is of en in welke mate die daadwerkelijk zullen ontstaan. Het zijn geen box 3-schulden. Het beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema Box 3

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 27 maart

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen