Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat bij rietdekkersbedrijven als de onderhavige een samenwerkingsverband als dat tussen mevrouw X en haar echtgenoot, met een vergelijkbare verdeling van de winst en werkzaamheden, ook tussen niet-verbonden personen voorkomt.

Belanghebbende, mevrouw X, exploiteert in vof-verband met haar echtgenoot een rietdekkersbedrijf. Het winstaandeel van X en haar echtgenoot is 50/50. X is in het bezit van het diploma 'handelskennis voor het rietdekkersbedrijf'. Dit diploma maakt deel uit van de opleiding tot rietdekker, maar X gaat zelf het dak niet op. Haar echtgenoot bezit het diploma 'vakbekwaamheid in het rietdekken' en voert de werkzaamheden uit. In geschil is of X in haar IB-aangifte over 2011 terecht de zelfstandigenaftrek claimt. Volgens Rechtbank Noord-Nederland is de aftrek terecht geweigerd. X gaat in hoger beroep. Niet in geschil is dat X ondernemer is en dat zij ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor haar onderneming heeft besteed.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat bij rietdekkersbedrijven als de onderhavige een samenwerkingsverband als dat tussen X en haar echtgenoot, met een vergelijkbare verdeling van de winst en werkzaamheden, ook tussen niet-verbonden personen voorkomt. De echtgenoot beheerst namelijk het vak van rietdekken en X legt zich toe op de overige aspecten, waartoe zij speciaal een diploma heeft behaald, terwijl zij de investeringsbeslissingen samen nemen. Het samenwerkingsverband is dus niet ongebruikelijk. Er kan daarom in het midden blijven of de werkzaamheden van X hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn (art. 3.76 lid 1 Wet IB 2001). Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.76

Wet inkomstenbelasting 2001 3.6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 3 juli

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen