Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur de btw niet kan naheffen. X mocht aan de verleende teruggaven namelijk het vertrouwen ontlenen dat de inspecteur zijn standpunt had bepaald, en dat naheffing in geen geval zou plaatsvinden.
X wil via een stichting (minderjarige) artiesten begeleiden. Uit gesprekken met de Kamer van Koophandel blijkt echter dat dit niet mogelijk is, waarop X uiteindelijk in november 2011 een onderneming start. De inspecteur voert vervolgens diverse malen controles uit, waarbij X alle gevraagde bescheiden beschikbaar stelt. Ook wordt steeds de verleende btw-teruggaaf verleend. Naar aanleiding van een in 2015 uitgevoerd boekenonderzoek, legt de inspecteur een btw-naheffingsaanslag van € 25.394 op aan X. X is het hier niet mee eens. Rechtbank Den Haag oordeelt dat weliswaar terecht een btw-naheffingsaanslag aan X is opgelegd, maar dat X aan de uitkomsten van de controles het vertrouwen mag ontlenen dat de teruggaven over de gecontroleerde tijdvakken terecht zijn verleend.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur de btw niet kan naheffen. Volgens het hof mocht X aan de verleende teruggaven het vertrouwen ontlenen dat de inspecteur zijn standpunt had bepaald, en dat naheffing in geen geval zou plaatsvinden. Het hof wijst er hierbij op dat het voor de controlerende ambtenaren, ook na een slechts zeer marginale controle, duidelijk had moeten zijn dat geen recht op aftrek bestaat. Aangezien X een leek is op fiscaal gebied, en daarom ook alle bonnen had ingeleverd, verwerpt het hof de stelling van de inspecteur dat X zich had moeten realiseren dat geen recht op btw-aftrek bestaat.
Lees ook het thema Diverse btw-vrijstellingen onder de loep
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 14 maart