Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat aan de twee onroerende zaken geen lagere of hogere WOZ-waarde dan € 159.000 en € 390.000 is toe te kennen en dat het overschrijden van de redelijke termijn geheel aan mevrouw X wordt toegerekend. Ondanks het procesgedrag van haar gemachtigde is er geen reden om X in de proceskosten van de heffingsambtenaar te veroordelen en wordt volstaan met een waarschuwing.
Mevrouw X heeft drie onroerende zaken in de gemeente Rotterdam in eigendom. De WOZ-waarden hiervan zijn naar het prijspeil per 1 januari 2015 vastgesteld op € 159.000, € 390.000 en € 808.000. Aanvankelijk stelt X in bezwaar en beroep dat deze waarden te hoog zijn. X stelt later dat de waarde van de eerste onroerende zaak juist te laag is. Volgens de inspecteur is dit in strijd met de goede procesorde. Volgens Rechtbank Rotterdam is het sinds de wetswijziging per 1 oktober 2015 ook mogelijk om een hogere waarde te bepleiten. De waarde wordt in goede justitie verhoogd tot € 169.000. X heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1500 en een immateriële schadevergoeding van € 3000 (€ 1000 per zaak). De inspecteur gaat in hoger beroep. In geschil zijn de WOZ-waarden van € 159.000 en € 390.000, alsmede de immateriële schadevergoeding.
Hof Den Haag oordeelt dat aan de twee onroerende zaken gelet op de gedegen onderbouwing daarvan door de heffingsambtenaar geen lagere of hogere waarde dan € 159.000 en € 390.000 is toe te kennen. X heeft in de procedure slechts algemene, weinig inhoudelijke, dikwijls onsamenhangende en inconsistente, fragmentarische en niet of nauwelijks onderbouwde stellingen betrokken. Haar gemachtigde dient zowel voor woningen als voor bedrijfspanden steeds bijna gelijke geschriften in en volstaat doorgaans met het lukraak en niet onderbouwd maken van een op- en aanmerking. Wanneer zo wordt geprocedeerd en daardoor de redelijke termijn wordt overschreden, kan bezwaarlijk van spanning en frustratie worden gesproken. Het overschrijden van de redelijke termijn wordt dus geheel aan X toegerekend. Het beroep van de inspecteur is gegrond. Ondanks het procesgedrag van haar gemachtigde is er geen reden om X in de proceskosten van de heffingsambtenaar te veroordelen en wordt volstaan met een waarschuwing.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 23 april
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief