Besluit Staatssecretaris van Financiën van 15 maart 2013, nr. BLKB 2013/233M
Voor de toepassing van de inkomstenbelasting keurt de Staatssecretaris van Financiën goed dat geen overdracht of ontstaan van een fiscaal relevant belang bij het goed zelf wordt aangenomen bij een plicht tot, respectievelijk recht op, vergoeding, als bedoeld in art. 1:87 BW. Achtergrond van deze goedkeuring is dat sinds 2012 een nieuw huwelijksvermogensrecht geldt. De bepalingen rondom vergoedingsvorderingen tussen echtgenoten zijn daarbij gewijzigd (art. 1:87 BW). Art. 1:87 BW ziet op vergoedingsvorderingen die ontstaan als de ene echtgenoot een goed verkrijgt dat tot zijn eigen vermogen zal behoren en dat ten laste komt van het vermogen van de andere echtgenoot. Deze andere echtgenoot heeft dan recht op vergoeding. De mogelijke gevolgen van deze bepaling op diverse fiscale regelingen worden op dit moment nog nader geanalyseerd. Vooruitlopend op de analyse geeft de bewindsman de hiervoor genoemde goedkeuring. De goedkeuring is alleen van toepassing als beide echtgenoten hetzelfde standpunt innemen en dus beiden ervan uitgaan dat voor de inkomstenbelasting geen fiscaal relevant belang overgaat. In de aangifte IB 2012 hoeft dan geen inkomen te worden aangegeven dat voortvloeit uit het ontstaan van een vergoedingsrecht. Dat geldt zowel voor de echtgenoot die recht heeft op de vergoeding als degene die de plicht tot vergoeding heeft. Het voorgaande ziet onder meer op de winst uit onderneming, de terbeschikkingstellingsregeling,de eigenwoningregeling en het aanmerkelijk belang. Voor de vermogensrendementsheffing behoort voor degene die een vergoedingsrecht heeft, de vordering en dus niet het goed zelf tot de rendementsgrondslag. Het besluit treedt op 16 maart 2013 in werking en werkt terug tot en met 1 januari 2012.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Huwelijksvermogensrecht
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 18 maart