Hof Den Haag oordeelt dat de instructies van de Waarderingskamer niet bindend zijn voor gemeenten en rechters. De instructies zijn slechts hulpmiddelen om de WOZ-waarde vast te stellen.
Belanghebbende, X, is eigenaar van een herenhuis waarvan de WOZ-waarde 2017 is vastgesteld op een bedrag van € 845.000. X bepleit dat de waarde is vastgesteld in strijd met de regels van de Waarderingskamer en eist verlaging van de waarde naar € 790.000.
Hof Den Haag oordeelt dat de instructies van de Waarderingskamer niet bindend zijn voor gemeenten en rechters. De instructies zijn hulpmiddelen om de WOZ-waarde vast te stellen. Deze instructies zijn echter niet-bindend. De toetssteen om de WOZ-waarde te bepalen blijft de waarde zoals omschreven in art. 17 lid 2 Wet WOZ (vgl. HR 29 november 2001, nr. 35.785, V-N 2001/3.24). Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde niet aannemelijk maakt. Zo heeft de heffingsambtenaar ten onrechte geen rekening gehouden met de status van rijksmonument van een van de referentiewoningen. De woning van X is een gemeentelijk monument en die status geeft minder fiscale voordelen dan een rijksmonument. X maakt zijn waarde echter evenmin aannemelijk. Het hof stelt de WOZ-waarde daarom in goede justitie vast op een bedrag van € 810.000. Het hoger beroep van X is daarmee gegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 16 oktober