Rechtbank Breda ziet geen reden om bij de WOZ-waardering van een woning in een natuurschoonwet landgoed de aftrek wegens de instandhoudingsverplichting te baseren op een mengfactor van een factor voor gebouwde en een factor voor ongebouwde eigendommen.

X is eigenaar van een twee-onder-één-kapwoning gelegen in een landgoed dat is aangewezen als landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 (NSW). In geschil is de WOZ-waarde van de woning.

Rechtbank Breda ziet geen reden om bij de WOZ-waardering van een woning in een natuurschoonwet landgoed de aftrek wegens de instandhoudingsverplichting te baseren op een mengfactor van een factor voor gebouwde en een factor voor ongebouwde eigendommen. Bij de waardering blijven onroerende zaken die deel uitmaken van NSW-landgoederen, met uitzondering van gebouwde eigendommen en hun ondergrond, buiten aanmerking (art. 2, lid 1, onderdeel b, Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ). Er is dan geen reden om bij de waardering van de gebouwde eigendommen en de ondergrond daarvan rekening te houden met het bestaan van de gronden die bij de waardering buiten aanmerking zijn gebleven. Daarvan uitgaande mag de omstandigheid dat naast de gebouwde eigendommen en hun ondergrond ook de ongebouwde eigendommen in stand gehouden moeten worden, niet meewegen bij de waardering van de gebouwde eigendommen en hun ondergrond. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (nr. 41 584, BNB 2008/170). Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2-1-b

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 15 maart

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen