Aan X is een aanslag rioolheffing opgelegd over het jaar 2018.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep van X tegen de aanslag rioolheffing ongegrond. Allereerst overweegt de rechtbank dat de uitspraak op bezwaar niet is gericht aan X maar aan diens dochter. De heffingsambtenaar stelt dat de uitspraak tevens ziet op het bezwaar van X. De gemachtigde heeft op de zitting verklaard dat hij namens X beroep heeft ingesteld en de heffingsambtenaar gaat daar ook vanuit. De rechtbank ziet geen beletsel om de zaak inhoudelijk te behandelen. Het beroep is echter ongegrond. X verklaart op de zitting dat de beroepsgronden zich niet tegen deze aanslag van X richten. De rechtbank stelt vast dat de feiten en omstandigheden waarop de aanslag berust, als zodanig niet zijn bestreden en dat de aanslag juist is vastgesteld door de heffingsambtenaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 21 april