Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in navolging van de rechtbank dat bij de bepaling van de wegingsfactor van een zaak moet worden gekeken naar de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van de zaak als geheel.

X maakt bezwaar tegen vier WOZ-beschikkingen op één aanslagbiljet. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar gegrond en vernietigt één beschikking wegens een onjuiste tenaamstelling, maar handhaaft de overige beschikkingen. In geschil is of de heffingsambtenaar voor de kostenvergoeding kon volstaan met een wegingsfactor van 0,25.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat bij de bepaling van de wegingsfactor van een zaak moet worden gekeken naar de bewerkelijkheid en gecompliceerdheid van de zaak als geheel. Het hof oordeelt dat sprake is van één bezwaar gericht tegen meerdere (vier) op één aanslagbiljet vermelde besluiten. De gemachtigde heeft in ieder geval voor één WOZ-beschikking een inhoudelijke motivering gegeven. Het hof is daarom van oordeel dat in beginsel een gemiddeld gewicht aan de zaak moet worden gegeven. In dit geval is geen sprake van een zaak die inhoudelijk is aangevuld of opgeklopt met ongegronde grieven die zijn aangevoerd met de kennelijke bedoeling de zaak onnodig bewerkelijk of gecompliceerd te doen lijken (zie Hof ’s-Hertogenbosch 15 november 2018, V-N 2019/3.23. Het Besluit proceskosten bestuursrecht biedt daarom in dit geval geen mogelijkheid tot een gedifferentieerde behandeling.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 27 mei

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen