De Hoge Raad oordeelt dat X niet moet worden beschouwd als een persoon die werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van twee lidstaten pleegt uit te oefenen. Van belang is daarbij dat X slechts 6,5% van zijn arbeidsuren in België heeft verricht.

Belanghebbende, X, woont in België en werkt voor het Nederlandse E bv. X werkt hoofdzakelijk in Nederland en verricht incidenteel werkzaamheden in België. In geschil is of Nederland heffingsbevoegd is ten aanzien van het volledige loon van X en of Nederland heffingsbevoegd is ten aanzien van de premies. X stelt dat zijn volledige inkomen is vrijgesteld. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het volledige loon van X, op grond van art. 7.2 Wet IB 2001, in Nederland is belast. In cassatie stelt X dat hij, voor de premieheffing, op het grondgebied van twee of meer lidstaten werkzaamheden in loondienst pleegt uit te oefenen, omdat hij ook thuis pleegt te werken. Volgens X is er derhalve sprake van dubbele verzekeringsplicht. De Hoge Raad stelt een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie EU (V-N 2015/55.16). Het Hof van Justitie EU oordeelt (V-N 2017/46.14) dat X niet moet worden beschouwd als een persoon die werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van twee lidstaten pleegt uit te oefenen in de zin van art. 14 lid 2 onderdeel b sub i EG-Verordening nr. 1408/71. Daarbij is van belang dat X slechts 6,5% van zijn arbeidsuren in België heeft verricht en dat hierover vooraf geen overleg is gepleegd met E bv.

De Hoge Raad oordeelt dat X niet moet worden beschouwd als een persoon die werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van twee lidstaten pleegt uit te oefenen in de zin van art. 14 lid 2 onderdeel b sub i EG-Verordening nr. 1408/71. De Hoge Raad verwijst daarbij naar het arrest van het Hof van Justitie EU. Volgens de Hoge Raad moet X dan voor de toepassing van de verordening worden aangemerkt als een persoon die werkzaamheden in loondienst verricht op het grondgebied van één lidstaat, Nederland, zodat uitsluitend de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is. Het beroep in cassatie van X wordt ongegrond verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 15

Wet inkomstenbelasting 2001 7.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Hoge Raad

Editie: 22 januari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen