Belanghebbende, X bv, houdt de aandelen in A bv. Tussen X bv en A bv bestaat al sinds 1 februari 1992 een f.e. Tijdens een interne controle stelt de Belastingdienst vast dat de f.e. geen btw-nummer heeft. Alleen X bv heeft een btw-nummer. Bij beschikking van 23 december 2013 deelt de inspecteur daarom bij beschikking aan X bv mee dat hij de oude f.e. per 1 april 2014 ontbindt en een nieuwe f.e. met een nieuw btw-identificatienummer opneemt. Tevens krijgt X bv een nieuw btw-nummer. X bv is het hier niet mee eens en maakt bezwaar. De inspecteur wijst het bezwaar af. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de beslissing van de inspecteur om een nieuw btw-nummer toe te kennen geen besluit is waartegen bezwaar en beroep open staat. De inspecteur had het bezwaar van X bv volgens de rechtbank dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de beschikking van 23 december 2013 moet worden vernietigd. Volgens het hof was er namelijk geen aanleiding om de fiscale eenheid te verbreken. Vervolgens stelt het hof vast dat geen bezwaar of beroep mogelijk is tegen het besluit tot het verstrekken van een btw-nummer. Volgens het hof is de belastingrechter niet bevoegd om een beslissing te nemen in dit geschil, daartoe is de burgerlijke rechter namelijk bevoegd. Het hof verklaart de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van het geschil.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7