Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat sprake is van misbruik van recht. Het is ook van belang dat het schoonmaakpersoneel onder een andere cao zou vallen en dat de Europese aanbestedingsplicht niet meer zou gelden.
Belanghebbende, X bv, is opgericht in 2009 om 'in eigen beheer' schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren voor een grote onderwijsinstelling (Stichting X). Op verzoek zijn X bv en Stichting X aangemerkt als een fiscale eenheid voor de btw. Eind 2012 krijgt X bv de mededeling dat de fiscale eenheid per 1 januari 2013 wordt beëindigd. X bv gaat hiertegen in bezwaar. Het beroep is niet ontvankelijk verklaard (zie Rechtbank Den Haag 30 juni 2015, nr. 15/750, V-N 2015/44.21.33). Volgens de inspecteur had X bv btw in rekening moeten brengen. In geschil zijn de naheffingsaanslagen over 2009 en 2010.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat sprake is van misbruik van recht. Uit het geheel van objectieve factoren blijkt namelijk niet dat het wezenlijke doel uitsluitend was gericht op het behalen van de btw-besparing. Voor Stichting X was namelijk ook van belang dat het schoonmaakpersoneel onder een andere cao zou vallen en dat de Europese aanbestedingsplicht niet meer zou gelden. Het maakt niet uit dat een externe bv is ingehuurd voor het voeren van de dagelijkse leiding. Dit maakt het niet tot een zuiver kunstmatige constructie die geen verband houdt met de economische realiteit. Hiertoe wordt mede in aanmerking genomen dat X bv daadwerkelijk zelf schoonmaakpersoneel in dienst heeft. X bv en Stichting X zijn financieel, organisatorisch en economisch zodanig verweven dat zij een eenheid zijn. Het beroep van X bv is gegrond.
Lees ook het thema De holding in de btw.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7