De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie in het kader van de bijtelling van het autokostenforfait voor een journalist ongegrond.

X werkt als journalist in de jaren 2008 en 2009 in loondienst. X heeft van zijn werkgever een personenauto ter beschikking gekregen. De inspecteur heeft aan X een 'Verklaring geen privégebruik' afgegeven. Op grond daarvan heeft de werkgever van X de inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen achterwege gelaten over het voordeel dat verband houdt met de ter beschikking gestelde auto. Op verzoek van de inspecteur heeft X aan de inspecteur een rittenregistratie over de jaren 2008 en 2009 doen toekomen. Daarin zijn onvolkomenheden geconstateerd. Naar aanleiding daarvan heeft X een nieuwe registratie overgelegd, maar ook daarin zijn niet alle onvolkomenheden verbeterd of verklaard. Uiteindelijk worden de in geschil zijnde naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen aan X opgelegd met boeten van 50%. X komt in beroep. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover deze zijn gericht tegen de boetebeschikkingen. De boeten zijn verminderd tot 25% van de nageheven belasting. X komt in hoger beroep. Hof Arnhem vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boeten. De boeten worden verminderd tot 10% van de nageheven belasting. In zoverre is het hoger beroep gegrond. X komt in cassatie. De Hoge Raad overweegt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, Wet RO, geen nadere motivering. Het beroep in cassatie is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 13bis

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting, Belastingrecht algemeen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 juni

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen