Hof Den Haag oordeelt dat de organisatie- en coördinatiediensten die stichting X verricht voor tuchtcolleges binnen de advocatuur een economische activiteit vormen voor de BTW.
Stichting X is belast met de organisatie en coördinatie van tuchtrechtspraak in de advocatuur en ondersteunt de tuchtcolleges. X ontvangt hiervoor een kostendekkende financiële bijdrage van de Nederlandse Orde van Advocaten. De inspecteur deelt X mede dat zij vanaf 1 januari 2019 belastingplichtig is voor de omzetbelasting. X stelt dat zij geen economische activiteit verricht en maakt bezwaar tegen de voldoening op aangifte dan wel teruggaafbeschikkingen omzetbelasting over heel 2019 en de eerste twee kwartalen van 2020. X gaat in hoger beroep. De inspecteur gaat in incidenteel hoger beroep.
Hof Den Haag sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat stichting X een economische activiteit verricht. X ontvangt een vergoeding voor de prestatie, begeeft zich op een markt en handelt niet vanuit een publiekrechtelijke taak. Dat X strikt verweven is met de tuchtcolleges doet hieraan geen afbreuk. Zowel het hoger beroep van X als het incidenteel hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7