Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen recht heeft op vrijstelling op grond van de kleine ondernemersregeling omdat in de huurovereenkomst is gekozen voor belaste verhuur.

Een echtpaar sluit een maatschapsovereenkomst. Deze maatschap (hierna: X) heeft als doel tegen vergoeding één of meerdere werkkamers van de eigen woning ter beschikking te stellen aan één of meerdere vennootschappen. X sluit een overeenkomst met een besloten vennootschap. Hierin hebben huurder en verhuurder geopteerd voor met omzetbelasting belaste huur. In geschil is of X recht heeft op toepassing van de kleine ondernemersregeling.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de verhuur van onroerende zaken op grond van art. 11 lid 1 aanhef en letter b Wet OB vrijgesteld kan zijn van de heffing van omzetbelasting. Op grond van art. 11 lid 1 letter b 5e Wet OB is van deze vrijstelling uitgezonderd de verhuur van onroerende zaken aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden waarvoor een volledig of nagenoeg volledig recht op aftrek bestaat, mits de verhuurder en de huurder blijkens de schriftelijke huurovereenkomst daarvoor hebben gekozen. X heeft geen recht op vrijstelling. De inspecteur heeft terecht een naheffingsaanslag opgelegd.

Lees ook het thema: BTW kleineondernemersregeling vanaf 2020.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 12 juli

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen