Hof ’s-Hertogenbosch is met de rechtbank van oordeel dat de gemeente X bv terecht als belastingplichtige voor de toeristenbelasting heeft aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X bv, verhuurt ruimtes aan uitzendbureaus voor de huisvesting van door de uitzendbureaus te werk gestelde arbeidsmigranten. Met de gemeente heeft X bv afgesproken dat zij ervoor zorgt dat op het terrein permanent een beheerder aanwezig is. In geschil is of de gemeente X bv terecht heeft aangemerkt als belastingplichtige voor de toeristenbelasting. X bv stelt dat niet zij, maar de uitzendbureaus belastingplichtig zijn. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X terecht is aangemerkt als belastingplichtige voor de toeristenbelasting.
Hof ’s-Hertogenbosch (MK I, 16 februari 2018, 16/03784 t/m 16/03786, V-N Vandaag 2018/832) is met de rechtbank van oordeel dat de gemeente X bv terecht als belastingplichtige voor de toeristenbelasting heeft aangemerkt. Het hof oordeelt dat uit de taken van de beheerder, die in dienst is bij X bv, alsmede uit het, naast het ter beschikking stellen van bedden, aanvullende dienstbetoon door X bv, volgt dat X bv is aan te merken als degene die gelegenheid biedt tot verblijf tegen vergoeding als bedoeld in de Verordening en de Gemeentewet. Het hoger beroep van X bv is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 10 januari