De heer X laat zonnepanelen installeren op zijn privéwoning. Er is aan hem in verband daarmee op 17 januari 2013 een factuur gestuurd met daarop € 1736 aan btw. X meldt zich op 23 mei 2013 aan bij de Belastingdienst als btw-ondernemer. Tot 26 juni 2013 hebben de zonnepalen wel stroom opgewekt, maar door een foute afstelling van de omvormer is nog geen stroom aan het elektriciteitsnet geleverd. De inspecteur reikt aan X een btw-aangifte uit voor het eerste kwartaal van 2013. Op dit biljet is vermeld dat het uiterlijk op 30 juni 2013 moet zijn ingediend. In geschil is of X aldus op 18 juni 2013 terecht aanspraak maakt op een teruggaaf van € 1736. Niet in geschil is dat de inspecteur in verband met het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar inmiddels een dwangsom heeft verbeurd van € 1260. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X tijdig om de teruggaaf heeft verzocht, aangezien het binnen drie maanden na het eerste kwartaal van 2013 is gedaan (zie art. 31 lid 2 en 5 Wet OB 1968). Bovendien heeft de inspecteur zelf bepaald dat de betreffende aangifte uiterlijk op 30 juni 2013 moest zijn ingediend. X heeft dus recht op de teruggaaf van € 1736. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 31
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 26 mei