Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de heer X niet aannemelijk maakt dat de andere gevallen qua loonafspraken en dergelijke vergelijkbare gevallen zijn.

De heer X is acteur en geniet in 2013 en 2014 loon van diverse inhoudingsplichtige stichtingen. Een deel hiervan is verloond via de artiestenregeling. Deze inkomsten zijn aangemerkt als winst uit onderneming. Volgens X noopt het absorptiecriterium c.q het gelijkheidsbeginsel er toe dat meer loon kwalificeert als winst uit onderneming. Vanaf 1995 zou de gemachtigde dit namelijk ook voor honderden andere artiesten met loondienstverbanden voor elkaar hebben gekregen.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat dit qua loonafspraken en dergelijke vergelijkbare gevallen zijn (vgl. Hof Amsterdam 29 mei 2018, 17/00290, V-N 2018/41.25.6). Voor zover het wel vergelijkbare gevallen zijn, maakt X niet aannemelijk dat in de meerderheid daarvan loonbestanddelen kwalificeerden tot winst uit onderneming. Het beroep van X is alleen gegrond met betrekking tot de Zorgverzekeringswet 2014. Dat bezwaar had de inspecteur namelijk niet-ontvankelijk in plaats van ongegrond moeten verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.5

Wet inkomstenbelasting 2001 3.1

Wet inkomstenbelasting 2001 2.14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 13 juli

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen