Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de werkzaamheden naar aard en omvang niet meer zijn dan wat gebruikelijk is bij normaal vermogensbeheer en ook niet tot doel hebben het behalen van een hoger rendement.
Erflaatster overlijdt in 2011. Dochter X is haar enige erfgenaam. Tot de nalatenschap behoren aandelen in een bv. Deze bv is eigenaar van zes verhuurde bedrijfspanden, die zijn onderverdeeld in 15 units. Voor de erfbelasting is in geschil of de bv een materiële onderneming drijft en of X terecht een beroep doet op de SW-bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Volgens Rechtbank Noord-Holland is slechts sprake van normaal vermogensbeheer. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de werkzaamheden naar aard en omvang niet meer zijn dan wat gebruikelijk is bij normaal vermogensbeheer en ook niet tot doel hebben het behalen van een hoger rendement. Het maakt niet uit dat alle werkzaamheden in eigen beheer plaatsvinden. X beroept zich ook vergeefs op het vertrouwensbeginsel. X maakt niet aannemelijk dat de inspecteur eerder in de IB-sfeer (art. 4.17b Wet IB 2001) het bewuste standpunt heeft ingenomen dat de bv wel een materiële onderneming drijft. De latente inkomstenbelastingschuld is voorts terecht gesteld op 6,25%. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Vastgoedexploitatie in de inkomstenbelasting.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 11 februari