Op 2 juli 2015 sluiten gemeente X, partij A, partij B, partij C en aannemer D een overeenkomst voor de realisatie van een noodaanlandingsplaats in de veerhaven van een eiland. Deze overeenkomst is ondertekend door aannemer D als opdrachtnemer, A als opdrachtgever, gemeente X en C. Omdat gemeente X en C belang hebben bij de aanleg van de noodaanlandingsplaats, zijn zij bereid de kosten van de aanleg te betalen. Pas nadat gemeente X en C bereid waren om de kosten voor de aanleg van de noodaanlandingsplaats te betalen, is A overgegaan tot de opdrachtverstrekking aan D. Uit de overeenkomst volgt de verplichting van gemeente X om het voor haar rekening komende bedrag aan D te betalen.
Hof Amsterdam oordeelt dat gemeente X niet de afnemer van de prestatie is. Het hof leidt uit de feiten af dat partijen onderscheid maken tussen enerzijds de opdracht tot realisatie van de noodaanlandingsplaats door A en anderzijds de betaling daarvan door gemeente X en C. Tussen gemeente X en D is geen verhouding leverancier-afnemer ontstaan. Gemeente X heeft geen recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds ter financiering van de BTW die D aan gemeente X in rekening brengt.
Wetsartikelen:
Wet op het BTW-compensatiefonds 4
Wet op het BTW-compensatiefonds 3