B was directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende, X bv, en verrichtte werkzaamheden voor A bv. X bv verstuurt A bv facturen voor de werkzaamheden van B waarop 19% omzetbelasting is vermeld. Aan A bv zijn naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd over de jaren 2003 tot en met 2008. Reden is dat B in loondienst is geweest bij A bv, zodat er over de betalingen loonheffing moet worden (na)geheven. X bv heeft op 30 juni 2016 creditnota’s uitgereikt aan A bv voor de in de periode 2003 tot en met 31 maart 2009 gefactureerde managementvergoedingen en omzetbelasting. Op deze manier wil X bv de verschuldigdheid van omzetbelasting over die periode ongedaan maken. In hoger beroep is, onder andere, in geschil of dit mogelijk is.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is het uitreiken van een creditfactuur niet geregeld in de Btw-richtlijn of de Wet OB 1968. Volgens de hoofdregel is de omzetbelasting dan verschuldigd op het tijdstip dat de diensten worden verricht. X bv kan de op de creditfacturen vermelde negatieve bedragen aan omzetbelasting dus niet in het tweede kwartaal 2016 in aanmerking nemen. Bovendien zou X bv ten gevolge van een voor haar gunstige uitspraak ongerechtvaardigd worden verrijkt. A bv heeft immers de managementvergoedingen inclusief omzetbelasting betaald aan X bv. Het hoger beroep van X bv is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 27 november