Belanghebbende, de heer X, is transportondernemer. In 2011 heeft X twee bussen die tot zijn eenmanszaak behoren. Een grote, geschikt voor vervoer van 60 personen en een kleine, geschikt voor vervoer van zestien personen. X is tot 9 augustus 2011 ook aandeelhouder van A Beheer bv. Per die datum zijn de aandelen geleverd aan U cv, die later ook de bussen van X koopt. Directeur van U cv is de heer L. X was tot, en de heer L vanaf, 2010 als formeel bestuurder van de bv ingeschreven. De bv gaat in 2012 failliet. In geschil is of terecht een btw-naheffingsaanslag aan X is opgelegd van € 35.208, alsmede een 100% vergrijpboete. X heeft in zijn aangifte over december 2011 namelijk € 35.208 voorbelasting afgetrokken wegens door de bv aan zijn eenmanszaak geleverde diensten. Rechtbank Zeeland-West-Brabant matigt de boete tot 50%. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de naheffing terecht is voor zover deze ziet op de facturen die dateren van vóór december 2011. De voorbelasting van drie andere facturen is wel terecht door X afgetrokken. De inspecteur beroept zich vergeeft op een mededeling van de curator van de bv, inhoudende dat de bv vanaf begin 2011 geen activiteiten meer ontplooide. Het is aannemelijk dat sprake is van een verschrijving van de curator en dat de curator bedoelde 'begin 2012'. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat de diensten van de bv geen realiteitswaarde hadden. De boete moet geheel vervallen. Deze is namelijk gebaseerd op het enkele feit dat X de voorbelasting in andere tijdvakken had moeten aftrekken. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 6 juni