De Geheimhoudingskamer van Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat van de heer X redelijkerwijs niet kan worden gevraagd dat hij aannemelijk maakt dát hij belang heeft bij kennisname van de geheimgehouden stukken

In beroep is in geschil of de inspecteur zich ten aanzien de bepaalde stukken terecht beroept op geheimhouding. Het betreft diverse interne e-mailberichten, die volgens de inspecteur integraal geheim moeten blijven. X is hierdoor beperkt in zijn mogelijkheden om zich uit te laten over zijn belangen met betrekking tot onbeperkte kennisname van deze geheime stukken.

De Geheimhoudingskamer van Rechtbank Zeeland-West-brabant oordeelt dat van de heer X redelijkerwijs niet kan worden gevraagd dat hij aannemelijk maakt dát hij belang heeft bij kennisname van de geheimgehouden stukken. Het bestaan van dat belang moet dus worden aangenomen. De door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding wegen slechts zwaarder ten aanzien van een passage met interne beraadslaging over een compromisvoorstel van X en een memo met controletactische en strategische overwegingen inzake bankverzoeken. De inspecteur wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken aan te geven of en in hoeverre hij deze uitspraak wil eerbiedigen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 53

Algemene wet bestuursrecht 8:29

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 16 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen