Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de Hedwigepolder voor de box 3-heffing niet is aan te merken als een natuurterrein. De polder bestaat namelijk voor een groot deel uit landbouwgronden en deze gronden zijn uitgezonderd van het begrip natuurterrein.
X is eigenaar van de Hertogin Hedwigepolder, die voor circa 305 ha. bestaat uit grond. X is het niet eens met de aan hem opgelegde IB-aanslagen 2012 - 2017 die uitsluitend bestaan uit inkomen uit sparen en beleggen in Nederland.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de polder niet is aan te merken als een natuurterrein in de zin van art. 5.7 lid 1 onderdeel b Wet IB 2001. De polder bestaat namelijk voor een groot deel uit landbouwgronden en deze gronden zijn uitgezonderd van het begrip natuurterrein. Ten aanzien van de waarde stelt de rechtbank vast dat deze niet te hoog is. De waarde is namelijk lager dan de biedingen die in de loop der jaren zijn gedaan door de Dienst Landelijk Gebied en de uiteindelijk betaalde schadeloosstelling van € 17,5 mln in het kader van de onteigening. Ten aanzien van de jaren 2012 - 2016 stelt de rechtbank vast dat het niet aan de rechter, maar aan de wetgever is om in het rechtstekort op stelselniveau te voorzien. Voor het jaar 2017 vermindert de rechtbank, naar aanleiding van het Kerst-arrest van de Hoge Raad (24 december 2021, nr. 21/01243, V-N 2022/2.3), het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van X naar het werkelijk behaalde rendement zonder rekening te houden met de juridische kosten voor het behoud van de polder.
Lees ook het thema De landbouwvrijstelling in de winstsfeer.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 17
Wet inkomstenbelasting 2001 5.20
Wet inkomstenbelasting 2001 5.19
Wet inkomstenbelasting 2001 5.7
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Dossiers: Agro
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 14 maart