Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat mevrouw X onvoldoende specificeert aan welke zakelijke activiteit de kosten zijn toe te rekenen. Bovendien ziet een deel op persoonlijke verzorging en consumptieve bestedingen.
Mevrouw X is actrice en geeft in haar IB-aangifte over 2014 winst uit onderneming aan van € 30.074. Hierop wordt een kostenaftrek van € 5277 toegepast, zijnde het saldo van € 6669 aan kosten en € 1392 aan niet-aftrekbare kosten. De inspecteur stelt de winst vast op € 7724 door de rest van de winst aan te merken als looninkomsten en hierop vervolgens een kostenaftrek van € 1045 te verlenen, zijnde 19,8% van de geclaimde aftrek.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X onvoldoende specificeert aan welke zakelijke activiteit de kosten zijn toe te rekenen. Er is daarover niets gesteld, anders dan dat alle kosten zakelijk zouden zijn. Daarmee maakt X de zakelijkheid en aftrekbaarheid niet aannemelijk. Bovendien ziet een deel van de kosten op persoonlijke verzorging, zoals haar en cosmetica. Voor deze kosten maakt X niet aannemelijk dat deze zijn gemaakt voor het bereiken van een uiterlijk waarmee zij zich buiten de werksfeer niet zou kunnen vertonen. Uitgaven voor het bijwonen van voorstellingen zijn consumptieve bestedingen en de daaraan verbonden kosten zijn van aftrek uitgesloten. De kostenaftrek hoeft daarom niet hoger te zijn dan € 1045. De vraag of de inspecteur in 2019 met terugwerkende kracht tot 2017 een opgewekt vertrouwen jegens X kan opzeggen, valt buiten het geschil. Het beroep van X is dus ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 13 juli