X bv doet in de periode 24 juli 2014 en 13 mei 2015 BPM-aangiften voor in totaal zeven auto's. De voldoening vindt plaats op 30 juli (twee auto's), 5 augustus, 11 augustus, 13 augustus, 17 augustus en 24 augustus 2015. Op 1 oktober 2015 ontvangt de inspecteur de bezwaren tegen deze voldoeningen. In geschil is of de bezwaren terecht ongegrond zijn verklaard.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verschuldigde BPM voor auto 7 die schade had alsnog moet worden verminderd vanwege het tijdsverloop tussen het moment van aangifte en de registratie. Het maakt niet uit dat de schade voorafgaand aan de registratie is gerepareerd (zie Besluit van 16 juni 2015, nr. BLKB2015/642M, V-N 2015/32.21). Weliswaar geldt dat besluit alleen voor zogenaamde 'art. 8 BPM-vergunninghouders' die per maand aangifte mogen doen, maar de onderhavige auto moet wel hun (lager belaste) auto's concurreren. De inspecteur beroept zich ook vergeefs op interne compensatie. Hij stelt dat ten tijde van de registratie geen sprake meer was van schade en dat om die reden te weinig BPM op aangifte is voldaan. Als een handelaar een zich op de Nederlandse markt bevindende auto met schade koopt, herstelt en vervolgens op naam stelt, volgt namelijk ook geen naheffing van BPM. De inspecteur had de overige zes bezwaren niet-ontvankelijk moeten verklaren, aangezien deze buiten de bezwaartermijn zijn ingediend. De beroepen van X bv zijn in zoverre dus ook gegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 8 mei