Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur ten onrechte uitgaat van de regulier overeengekomen management fee in plaats van de verlaagde daadwerkelijk betaalde fee.

X verricht onder andere managementdiensten voor A bv. Op het moment dat A bv onder financieel toezicht is gesteld, is op verzoek van de hypotheekverstrekker van A bv de management fee verlaagd. X neemt in de BTW-aangiften over 2015 en 2016 de verlaagde fee op. Het verschil neemt X in de administratie op als nog te factureren. De inspecteur stelt dat de reguliere fee moet worden geacht te zijn gefactureerd op het laatste moment dat facturatie had moeten geschieden. De inspecteur stelt dat X ten onrechte te weinig BTW heeft aangegeven en heft na. X stelt dat BTW verschuldigd is over de daadwerkelijk gefactureerde omzet. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X in de BTW-aangiften 2015 en 2016 rekening had moeten houden met de reguliere management fee. X gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt, anders dan de rechtbank, dat de inspecteur niet terecht naheft. In het geval een lagere maatstaf in rekening wordt gebracht dan op grond van de overeenkomst mogelijk is, geldt het werkelijk in rekening gebrachte bedrag. X' hoger beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 10a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Wet op de omzetbelasting 1968 13

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 22 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

376

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen