Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X met het afzien van uitbetaling van salaris een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. X kan het bedrag van € 150.000 dan ook niet ten laste van zijn inkomen brengen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X houdt via zijn holding alle aandelen in A bv. A bv houdt zich vanaf 2000 bezig met de ontwikkeling van een mobiele waterkering (een zogenoemde 'integrated flood barrier'). Op 1 januari 2015 heeft X een rekening-courantvordering op de holding van € 156.017, in verband met niet-uitbetaald loon. In zijn IB-aangifte boekt X als negatief terbeschikkingstellingsresultaat € 150.000 af op de vordering. De inspecteur staat de afboeking niet toe, omdat volgens hem sprake is van een onzakelijke lening.
Hof Den Haag (V-N 2021/43.1.1) oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X met het afzien van uitbetaling van salaris een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. X kan het bedrag van € 150.000 niet ten laste van zijn inkomen brengen. Er moet vanuit worden gegaan dat X het (hoge) debiteurenrisico heeft aanvaard met de bedoeling om het belang van de holding in zijn hoedanigheid van aandeelhouder te dienen. Een eventueel verlies op de lening vloeit voort uit het aandeelhouderschap en kan niet in mindering op het inkomen uit werk en woning worden gebracht. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92