In verband met het overlijden van A, verkrijgt belanghebbende, X, een NSW-landgoed. Ten aanzien van de verkrijging van het NSW-landgoed wordt in de aangifte erfbelasting een beroep gedaan op art. 7 NSW. De inspecteur honoreert dit verzoek bij de aanslag van 10 november 2015. X verkoopt het landgoed vervolgens en verzoekt om een aanvullende aanslag erfbelasting op te leggen van € 196.290. De inspecteur legt op 9 juli 2019 een aanslag erfbelasting op van € 358.267. X is het hier niet mee eens. Volgens hem staat de NSW-faciliteit in rechte niet vast.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X de omvang van de NSW-faciliteit niet meer ter discussie kan stellen. Omdat X geen bezwaar en beroep heeft ingesteld tegen de aanslag van 10 november 2015 zijn de hoogte van de totale belastingschuld en daarmee de omvang van de NSW-faciliteit in rechte komen vast te staan. De aanslag van 9 juli 2019 heeft alleen betrekking op het in te vorderen bedrag en niet op de totaal verschuldigde belasting. Dat het in te vorderen bedrag in de vorm van een aanslag wordt vastgesteld, maakt dit niet anders. Ook verwerpt de rechtbank het beroep van X op dwaling. Een uiterste wilsbeschikking is een eenzijdige rechtshandeling. De rechtbank vernietigt nog wel de beschikking belastingrente. In het Besluit tijdelijke maatregel belastingrente 2021 van 10 december 2020, nr. 2020-63543, van de Staatssecretaris van Financiën is namelijk goedgekeurd dat geen belastingrente in rekening wordt gebracht bij belastingaanslagen erfbelasting voor een gebeurtenis in de periode van 1 januari 2017 - 31 december 2020 die heeft geleid tot het opleggen van een belastingaanslag als bedoeld in art. 8 lid 5 NSW.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 25 februari