De gemeente Den Haag heeft X een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Door de controleur is geen geldig kaartje of geldige vergunning aangetroffen. X komt in beroep. Hij beschikt over een gehandicaptenkaart en vindt dat hij een bewonersvergunning moet krijgen die hem recht geeft op vrijstelling. Omdat hij niet in Den Haag woont, maar er slechts werkt, is de vergunning geweigerd. Dit is volgens X in strijd met het Europees recht, het gelijkheidsbeginsel en de redelijkheid en de billijkheid. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X niet op een algemene gehandicaptenparkeerplaats stond geparkeerd, maar op een reguliere parkeerapparatuurplaats, en de parkeerbelasting niet heeft voldaan. De rechtbank verwerpt het beroep op het gelijkheidsbeginsel en het Europees recht, omdat geen sprake is van gelijke gevallen. Een bewoner moet - anders dan een niet-bewoner - immers binnen zijn directe leefomgeving overal kunnen parkeren. Er is ook geen sprake van strijd met de redelijkheid en billijkheid. Het standpunt van X komt er feitelijk op neer dat hij als regelmatig bezoeker van de stad niet wenst te betalen, omdat hij gehandicapt is. Hij is echter onder die omstandigheden te vergelijken met een ieder die werkzaamheden in Den Haag heeft en zijn auto op een reguliere parkeerplaats wenst te parkeren. Zij allen dienen dan dezelfde kosten te dragen. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 5 maart