Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat voor de minicamping niet X zelf belastingplichtig is voor de toeristenbelasting maar F bv. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, is eigenaar van een perceel in de gemeente Veere met daarop vakantiewoningen en een minicamping. F bv exploiteert de camping. In geschil is of X belastingplichtig is voor de toeristenbelasting. X stelt dat niet zij, maar F bv belastingplichtig is.

Hof ’s-Hertogenbosch (MK I, 10 november 2017, 16/00153, V-N Vandaag 2017/2743) oordeelt dat voor de minicamping niet X zelf belastingplichtig is voor de toeristenbelasting maar F bv. De minicamping is gelegen op het terrein van X, maar deze camping wordt geëxploiteerd door F bv, een bv waarvan X bestuurder is en waarvoor zij tegen vergoeding werkzaamheden verricht. Het hof beslist dat X ter zake van de camping niet belastingplichtig is voor de toeristenbelasting. Er is geen sprake van een schijnhandeling en ook niet van fraus legis. Ter zake van de vakantiewoningen maakt X niet aannemelijk dat deze door F bv worden geëxploiteerd. Anders dan bij de minicamping heeft X hier geen huurovereenkomst overgelegd. Zij heeft kansen genoeg gehad om deze overeenkomst wel aan te leveren. Voor wat betreft de vakantiewoningen oordeelt het hof dat de aanslag toeristenbelasting terecht aan X is opgelegd. 

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 224

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 november

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen