X is eigenaar van een aantal dekschuiten, beunbakken en sleepboten waarvoor zij havengeld verschuldigd is. X wenst in aanmerking te komen voor het verlaagde tarief havengeld, maar dit geldt alleen voor historische vaartuigen die aantoonbaar ingeschreven zijn bij het Nationaal Register Varende Monumenten. Met die laatste voorwaarde is X het niet eens, maar zij haalt bakzeil bij Rechtbank Den Haag. Die rechtbank acht het niet onredelijk of willekeurig dat X een procedure moet doorlopen om vast te kunnen stellen dat het vaartuig als historisch kan worden aangemerkt.
Hof Den Haag oordeelt dat X voor zijn historische schepen die niet zijn ingeschreven in het Nationaal Register Varende Monumenten toch in aanmerking komt voor het lagere tarief havengeld. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat het lage tarief ook van toepassing is indien met een onderbouwd deskundigenrapport wordt aangetoond dat het schip voldoet aan de criteria voor de kwalificatie historisch. X heeft met zijn rapport bewezen dat de niet geregistreerde schepen op de voor de kwalificatie “historisch” van belang zijnde punten vergelijkbaar zijn met de ingeschreven schepen. De stelling van de heffingsambtenaar dat de wel geregistreerde schepen van X mogelijk ten onrechte zijn ingeschreven in het register is tardief ingebracht en bovendien niet onderbouwd. Het beroep van X op schending art. 8 van de Grondwet en art. 11 lid 1 EVRM hoeft geen behandeling omdat dat X niet in een gunstigere positie kan brengen.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 13 juli