Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Met wat de inspecteur aanvoert, levert hij het bewijsvermoeden dat X contante betalingen heeft ontvangen die niet in zijn aangiften zijn opgenomen. De rechtbank handhaaft de navorderingsaanslagen.

Belanghebbende, X, exploiteert een tankschip via zijn eenmanszaak. Tijdens een strafrechtelijk onderzoek naar de verduistering van plantaardige olie komt X in beeld. Uit het onderzoek blijkt dat vanaf een groot aantal schepen ladingen spijsolie als bedrijfsafval wordt verkocht aan Q bv. In veel gevallen wordt daarbij naast een bedrag per bank ook een contante vergoeding betaald aan de schipper. Naar aanleiding van een ingesteld boekenonderzoek legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen op aan X in verband met het niet verantwoorden van de contante betalingen.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Met wat de inspecteur aanvoert, levert hij het bewijsvermoeden dat X contante betalingen heeft ontvangen die niet in zijn aangiften zijn opgenomen. De rechtbank verwijst daarbij naar de gedetailleerde (bank- en) contant facturen op naam van het schip en de informatie over de samenstelling van het bedrijfsafval. De bewijslast is dan ook terecht omgekeerd. Omdat de inspecteur een redelijke schatting heeft gemaakt van de winst, handhaaft de rechtbank de navorderingsaanslagen. De rechtbank vernietigt wel de boetebeschikkingen. De inspecteur toont niet aan wie de contante betalingen, waarvan de facturen op naam staan van het schip, zijn gedaan. Dat het aannemelijk is dat X de contanten heeft ontvangen, is voor een vergrijpboete niet voldoende.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting

Editie: 13 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

161

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen