De Hoge Raad oordeelt dat de f.e. de belastingplichtige is als bedoeld in art. 67c AWR. De daarin voorziene boete moet dan worden opgelegd aan de f.e. als normadressaat.

X bv is een f.e. voor de BTW. Voor het eerste kwartaal 2018 doet X bv BTW-aangifte naar een te betalen bedrag van € 250.000. X bv voldoet dit bedrag niet op tijd. De inspecteur legt daarom een BTW-naheffingsaanslag met een verzuimboete op aan X bv. In geschil is of aan X bv, als BTW-f.e., een boete kan worden opgelegd. Rechtbank Gelderland beslist dat het mogelijk is om aan f.e. X bv een verzuimboete op te leggen. Omdat in dit geval de f.e. de belastingplichtige is, is zij degene tot wie zich art. 67c AWR richt en degene die de beschreven overtreding begaat en die dus beboet kan worden. X bv gaat in sprongcassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de f.e. de belastingplichtige is als bedoeld in art. 67c AWR. De daarin voorziene boete moet dan worden opgelegd aan de f.e. als normadressaat. Hieraan doet de invoering in 2009 van art. 5:1 Awb, waarin voor de Awb een definitie wordt gegeven van de begrippen overtreding en overtreder, niet aan af. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling valt namelijk niet af te leiden dat de wetgever met de invoering ervan heeft beoogd de reikwijdte van de toen bestaande bepalingen over de bestuurlijke boetes te wijzigen en de toepassing van die bepalingen te beperken. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 5:1

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 12 april

Carrousel: Carrousel

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen