Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning van X voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt verder dat de heffingsambtenaar deels niet aan de verplichting van art. 7:4 lid 4 Awb heeft voldaan, maar verbindt daaraan geen gevolgen.

X is het niet eens met de WOZ-waarde 2019 van zijn woning gelegen in de gemeente Geldrop-Mierlo. Hij bepleit verlaging van de waarde van € 199.000 naar € 180.000.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning van X voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt verder dat de heffingsambtenaar deels niet aan de verplichting van art. 7:4 lid 4 Awb heeft voldaan door de KOUDV- en liggingsfactoren niet te overleggen. De rechtbank passeert het gebrek echter met artikel 6:22 van de Awb nu X in beroep alsnog de gevraagde informatie heeft gekregen. Het heeft weliswaar enige tijd geduurd voordat de heffingsambtenaar zijn fout heeft hersteld, maar ook weer niet zo lang dat X daardoor in zijn processuele belangen is geschaad. De rechtbank ziet geen reden om X een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 6:22

Algemene wet bestuursrecht 6:22

Algemene wet bestuursrecht 7:4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 18 mei

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen