Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar bij de WOZ-waardering van de winkel ten onrechte voorbij is gegaan aan de eigen jaarhuur.
X is het niet eens met de WOZ-waarden van zijn winkel en bovenwoning.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar bij de WOZ-waardering van de winkel ten onrechte voorbij is gegaan aan het werkelijke huurbedrag. De heffingsambtenaar maakt onvoldoende duidelijk waarom het werkelijke huurbedrag niet bruikbaar is. De heffingsambtenaar stelt dat X de winkel, na enkele maanden leegstand, tegen een niet-marktconforme huur heeft verhuurd aan het moederbedrijf van de gefailleerde vorige huurder. X stelt echter onbetwist dat hij na het faillissement van de vorige huurder vrij was de winkel aan een ander te verhuren. Indien er zoals de heffingsambtenaar stelt op de locatie geen sprake was van leegstand valt niet in te zien waarom X in een dergelijke situatie de winkel tegen een te lage huur zou verhuren. De rechtbank verlaagt de WOZ-waarde van de winkel van € 760.000 naar € 485.000. De WOZ-waarde van de bovenwoning handhaaft de rechtbank. X heeft op zitting voor het eerst grieven tegen de WOZ-waarde van de woning ingebracht, maar dat is te laat.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 2 januari