Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de stukken van de nieuwe gemachtigde onjuiste verwijzingen en foutieve kopjes bevatten, maar dat door die kennelijke verschrijvingen nog niet onduidelijk is in hoeverre die passages van belang zijn voor de stellingen van X bv. Voor ingrijpen op grond van art. 8:32a AWB is dus geen reden.

X bv doet BPM-aangifte voor diverse auto's en maakt vervolgens bezwaar tegen de aldus voldane BPM. In hoger beroep oordeelt het hof bij wijze van tussenuitspraak dat tegen de gemachtigde ernstige bezwaren bestaan, zodat zowel hij als twee bv's niet meer als gemachtigde mogen optreden (zie V-N 2020/27.35.34). Inmiddels is gebleken dat de weigering van de bv's ten onrechte is (zie HR 29 januari 2021, 20/02446, V-N 2021/7.16), zodat de weigering uitsluitend tot de gemachtigde zelf wordt beperkt. Volgens de inspecteur zijn de stukken die de nieuwe gemachtigde heeft ingediend niet goed te volgen en zou het hof op grond van art. 8:32a AWB moeten ingrijpen.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de stukken onjuiste verwijzingen en foutieve kopjes bevatten, maar dat door die kennelijke verschrijvingen nog niet onduidelijk is in hoeverre die passages van belang zijn voor de stellingen van X bv. Voor meerdere auto's claimt X bv terecht 5% kortingen in verband met de te hoge waarde van BTW-referentievoertuigen en de ‘dealersituatie’, maar de inspecteur beroept zich terecht op interne compensatie. De waardevermindering door schade is namelijk voor 100% in plaats van 72% in aanmerking genomen. Het hoger beroep van X bv is ongegrond. Zij krijgt wel een proceskostenvergoeding voor haar reactie op het door de inspecteur ingediende incidentele hoger beroep, dat later is ingetrokken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:25

Algemene wet bestuursrecht 8:32a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 9 juli

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen