Mevrouw X is van beroep boekhouder. X is gehuwd en geniet in 2006 geen inkomsten. Aan X is door middel van een voorlopige IB-aanslag de algemene heffingskorting uitbetaald. Haar echtgenoot heeft in 2006 (uiteindelijk) een belastbaar inkomen uit werk en woning van slechts € 4.010. Na verrekening van de gecombineerde heffingskorting ad € 1.369 is de door hem verschuldigde IB/PVV nihil. In december 2009 wordt de definitieve aanslag aan X opgelegd. Op grond hiervan moet X € 1.255 terugbetalen, zijnde € 1.086 algemene heffingskorting en € 169 heffingsrente. Rechtbank Breda handhaaft deze aanslag, aangezien het voor rekening en risico van X komt dat het verzamelinkomen van haar echtgenoot lager bleek te zijn dan verwacht. X gaat in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X door het niet-adequaat invullen van haar aangifte onjuiste inlichtingen aan de inspecteur heeft verstrekt en zich dus ten onrechte beroept op het vertrouwensbeginsel. In de elektronische aangifte heeft X namelijk zelf aangevinkt dat haar echtgenoot een belastbaar inkomen uit werk en woning had dat hoger was dan € 14.175. Het maakt ook niet uit dat dit onderdeel vanaf het aangifteprogramma 2011 is gewijzigd. Haar stelling dat het laakbaar is om iemand, die geen inkomsten heeft, geld te geven en dan weer terug te vorderen, kan X evenmin baten.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 13 september