X bv verleent diensten in de uitzendbranche. Ten behoeve van opdrachten in de agrarische sector sluit X bv diverse uitzendovereenkomsten. In de door X bv gesloten uitzendovereenkomsten zijn geen schriftelijke uitzendbedingen in de zin van art. 7:690 BW opgenomen. In hoger beroep is in geschil of, voor de berekening van de premie sectorfonds WW, sprake is van uitzendovereenkomsten met een uitzendbeding.
Hof Amsterdam oordeelt dat de sectorpremie voor uitzendkrachten met uitzendbeding slechts kan worden toegepast indien het uitzendbeding schriftelijk is overeengekomen en voldoet aan art. 7:690 BW. De Wfsv, het besluit Wfsv en de regeling Wfsv wijken niet af het begrip 'uitzendbeding' uit het civiele recht. Daarnaast verwijst de regeling Wfsv expliciet naar art. 7:691 BW. Voor de uitleg van het begrip 'uitzendbeding' is daarom het civiele recht bepalend. Art. 7:691 lid 2 BW vereist uitdrukkelijk dat het uitzendbeding schriftelijk is overeengekomen en voldoet aan art. 7:690 BW. Nu in de X bv gesloten uitzendovereenkomsten geen uitzendbedingen in de zin van art. 7:690 BW zijn opgenomen kwalificeren de door X bv gesloten uitzendovereenkomsten niet als uitzendovereenkomsten met uitzendbedingen. De sectorpremie voor uitzendkrachten zonder uitzendbeding moet daarom worden gehanteerd.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 96
Wet financiering sociale verzekeringen 95