Rechtbank Rotterdam oordeelt dat gemeenten een ruime beoordelingsvrijheid hebben bij de vaststelling van de omvang van het gebied waarbinnen zij BIZ-bijdrage heffen.

Belanghebbende, X, drijft een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma. De onderneming heeft een pand dat is gelegen in de BI-zone van de gemeente. In geschil is de aanslag BIZ-bijdrage die de heffingsambtenaar aan X heeft opgelegd. X stelt dat de gemeentelijke BI-zone niet een logisch en samenhangend geheel vormt.

Rechtbank Rotterdam oordeelt dat gemeenten een ruime beoordelingsvrijheid hebben bij de vaststelling van de omvang van het gebied waarbinnen zij BIZ-bijdrage heffen. De Wet BIZ zelf geeft op dit gebied geen nadere regels. Uit de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van de wet volgt dat er sprake moet zijn van een logisch afgebakend gebied van een bepaalde omvang, bijvoorbeeld een winkelstraat, centrumgebied of bedrijventerrein. Het is aan de gemeente om te oordelen of de afbakening van het gebied een logisch en samenhangend geheel vormt (Kamerstukken II, 2007/2008, 31 430, nr. 6, p. 10). De rechtbank moet de keuze van de gemeenteraad respecteren, tenzij de gemeentelijke wetgever bij de afbakening van het gebied de grenzen van de redelijkheid heeft overschreden. Hiervan is in dit geval geen sprake, zodat het beroep van X ongegrond is.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 23 maart

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen