Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar in beroep terecht het standpunt inneemt dat de WOZ-waarde op basis van de eigen aankoopsom moet worden verlaagd tot een bedrag van € 330.000.

X is eigenaar van een appartementswoning met parkeerplaats en berging. In geschil is de WOZ-waarde 2019. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde vastgesteld op € 366.000 en deze waarde in bezwaar gehandhaafd. X heeft de woning op 27 maart 2018 gekocht voor € 335.000.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar in beroep terecht het standpunt inneemt dat de WOZ-waarde op basis van de eigen aankoopsom moet worden verlaagd tot een bedrag van € 330.000. De heffingsambtenaar heeft rekening gehouden met een waardeontwikkeling tussen peildatum en aankoop van € 5000 en de rechtbank acht dit aannemelijk. Voor een verdere verlaging van de WOZ-waarde bestaat geen aanleiding. Nu een eigen aankoopsom voorhanden is, is een waardebepaling aan de hand van referentiewoningen niet meer nodig. Omdat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar nog een waarde van € 366.000 verdedigde, is het beroep van X gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 3 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen