X stelt beroep in bij Rechtbank Overijssel. De rechtbank verklaart het beroep na een vereenvoudigde behandeling gegrond en kent X een proceskostenvergoeding toe van € 261. X gaat in verzet met als argument dat de vergoeding € 262,50 moet bedragen. De verzetsrechter van Rechtbank Overijssel wijst het verzet af. Nu X niet heeft gesteld dat de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan en ook niet is gebleken dat de rechtbank dit niet had mogen doen, is het verzet ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat een verzetsprocedure niet beperkt is tot de vraag of de rechter terecht is overgegaan tot een vereenvoudigde behandeling van het beroep. In verzet kan ook worden geklaagd over de proceskostenvergoeding die is toegekend door de rechter die de zaak vereenvoudigd heeft behandeld. De verzetsrechter van Rechtbank Overijssel heeft dit miskend. De Hoge Raad herstelt de kennelijke fout van de rechtbank bij de berekening van de proceskostenvergoeding, uitgaande van een waarde per punt van € 525 moest die zoals X terecht stelt € 262,50 zijn in plaats van € 261. GBLT wordt veroordeeld in de kosten van rechtsbijstand voor het geding in cassatie (€ 1.068) en de kosten van rechtsbijstand bij de rechtbank in beroep (€ 267) en verzet (€ 134). Tevens dient GBLT het griffierecht in cassatie te vergoeden aan X.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 8:54
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 12 april