X verzoekt de inspecteur op 30 december 2016 om de IB-aanslag 2011 ambtshalve te verminderen. X zendt zijn brief naar het kantoor van de Belastingdienst dat op de aanslag staat vermeld: kantoor Alkmaar. Nadat X het verzoek retour heeft ontvangen, verstuurt hij het naar kantoor Hoorn. Aldaar wordt het verzoek op 18 januari 2017 ontvangen. De inspecteur verklaart het verzoek niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Het hof stelt X in het gelijk. De staatssecretaris gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat art. 6:11 Awb van toepassing is bij een verzoek om ambtshalve vermindering. De Hoge Raad wijst er daarbij op dat een verzoek om ambtshalve vermindering een verzoekschrift is als bedoeld in art. 60 AWR. De Hoge Raad verwerpt dan ook het standpunt van de staatssecretaris dat hoofdstuk 6 van de Awb alleen van toepassing is bij bezwaar en beroep en dus niet bij een verzoek om ambtshalve vermindering. Vervolgens bevestigt de Hoge Raad het oordeel van het hof dat X niet in verzuim was.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 60
Algemene wet bestuursrecht 6.11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 2 december